Pieter Lemmens

Lof der Zotheid achter epoxy Een introductie op het werk van Pieter Lemmens Door: Margriet Schavemaker ‘Rideo ergo sum’ (ik lach dus ik besta), zo kenmerkt de in Amsterdam woonachtige kunstenaar Pieter Lemmens zijn artistieke motivatie en levensfilosofie. Het is natuurlijk een verbastering van Descartes’ beroemde uitspraak ‘cogito ergo sum’ (ik denk dus ik besta). Lemmens moedigt zichzelf en zijn publiek dus aan niet (alleen) te denken maar vooral te lachen. Of beter: via zijn kunstwerken probeert hij de wereld ervan te overtuigen dat het leven een grote grap is. Nu weet iedereen dat je grappen niet moet uitleggen, want dan zijn ze niet meer leuk. In het geval van Lemmens’ werk doet kennis echter meer goed dan kwaad, zo heb ik in de afgelopen jaren dat ik de kunstenaar en diens oeuvre heb leren kennen gemerkt. De meest wezenlijke vraag in het kader van Lemmens’ werk luidt daarom wellicht: wat valt er precies te lachen? Mooie verhalen Het werk van Lemmens wordt bepaald door een grote voorliefde voor het geschreven woord. Zijn doeken zijn volgekrabbeld met ellelange verhalen, soms aangevuld door kleine tekeningen. Het lezen van a naar z is lastig aangezien de teksten veelal verscholen gaan achter doorhalingen en inktvlekken. Dat klinkt rommelig maar dat is het zeker niet. Zo vormen zwarte, met een marker aangebrachte inktvlekken juist een uitgebalanceerd beeld dat doet denken aan een sterrenstelsel. Het oog van de bezoeker lijkt meegezogen te worden naar een centrale plek: een zon, zwart gat of andere oerkracht waar al dit kosmische leven naartoe beweegt. Onregelmatig aangebrachte epoxy voorziet een groot deel van de werken vervolgens van een laatste laag. Dit zorgt op sommige plaatsen voor een glanzend reliëf terwijl ze elders in dialoog met de zwarte markerinkt lichtgrijze organische vlekken creëren. Deze laatsten hebben op hun beurt iets weg van micro-organismes, vele malen vergroot door een microscopische lens. Kortom, de werken van Lemmens zijn gelaagd. Ze bevatten een uitgebreid narratief dat door verschillende visuele vormen wordt doorgehaald en aangevuld. Het zijn ‘mooie verhalen’ die voldoen als beeld. En de beschouwers worden instant bevredigd: zonder een woord te hoeven lezen worden ze heen en weer geslingerd tussen micro- en macrokosmos achter van een glanzend laagje. Anders gezegd: Lemmens verleidt zijn publiek met iets dat conceptueel lijkt maar vooral bestaat uit aansprekende vormen. Ooit hoorde ik iemand in mijn woonkamer verzuchten na de Lemmens die daar schittert nog geen 10 seconden te hebben bekeken: ‘mooi…net geplastificeerd perkament’. Einde verhaal. Of niet? Hoeft men dan werkelijk niks te lezen van Lemmens’ teksten? Laat men de geschreven vertogen achter het visuele spektakel puur als achtergrond of ‘wallpaper’ op het retina inwerken, zonder enige cognitieve interventie? Hoewel de esthetische ervaring voldoet zou dat zonde zijn. Niet in de laatste plaats omdat er tot dusver nog niet veel te lachen valt en we dus wellicht de crux missen. QP&S Wanneer men gaat zitten voor de lichtgrijze teksten en (flink) wat tijd neemt om ze door te lezen dan blijkt dat alle doeken die Lemmens de afgelopen jaren heeft vervaardigd samen een uitgebreid verhaal vertellen. De protagonist is het imaginaire bedrijf QP&S, wat staat voor Quality, Politics and Society. Deze organisatie blijkt verantwoordelijk te zijn voor alles in de samenleving: van handel tot politiek, van kunst tot religie. Het doet denken aan het Marxisme maar Lemmens doet er alles aan om QP&S juist het tegendeel te laten zijn. Want hoewel ook QP&S net als het Marxistisch socialisme aan de macht is gekomen na een revolutie betreft het in dit verhaal geen revolutie van de arbeiders maar van de consumenten. Zij hebben zich verenigd en een revolutie veroorzaakt die tot doel had dat iedereen in de wereld ongebreideld moet kunnen consumeren. Het betreft hier dus de ultieme zegen en hegemonie van het kapitalisme, althans zo wil Lemmens ons doen geloven. Lemmens’nieuwe wereldorde heet The Empire of Consumentism. De klant is koning maar omdat iemand al die miljarden klanten moet bedienen is QP&S opgericht. QP&S draagt zorg voor de dagelijkse gang van zaken in dit allesomvattende shopping paradijs en is in wezen geen bedrijf maar een democratische partij. In zijn teksten werkt Lemmens alle details van deze nieuwe werkelijkheid en de rol van QP&S tot in de details uit. Zo bestaat God bestaat niet meer want QP&S heeft die rol overgenomen en dat is maar goed ook want nu krijg je als je hem/haar wil spreken meteen iemand aan de lijn. Een soort klantenservice voor alle levensvragen en klachten. En natuurlijk is er een nieuwe mondiale munteenheid genaamd ‘1 gold’. Het is een verwijzing naar de grote grondlegger van het nieuwe consumentisme, de entrepreneur Nathan Goldman. Valt er wat te lachen? Jazeker. In de eerste plaats zijn er allerhande grappige verwijzingen. Neem Nathan Goldman die in werkelijkheid de eigenaar was van een Amerikaanse supermarktketen en in 1937 geschiedenis maakte omdat hij de winkelwagen uitvond. Natuurlijk de ideale leider van Lemmens’ nieuwe wereldorde! Ronduit komisch is de stijl waarin de verhalen zijn opgeschreven: deze houdt het midden tussen commerciële propaganda van een doorsnee multinational en politieke retorica ten tijde van verkiezingen. En natuurlijk zijn er geestige inconsistenties en schijnoplossingen (de meest basale natuurlijk dat QP&S een democratisch gekozen partij is in een democratie van een totalitair één partijstelsel) en de telkens terugkerende mantra dat er commerciële oplossingen zijn voor alle problemen in de wereld en dat werkelijk alles is om te toveren tot een ‘win win’ situatie. Weg met de uitbuiting en de ongelijkheid: iedereen is een winnaar! Komische kritiek De verhalen van Lemmens zijn dus een overdreven versie van het kapitalisme waarin iedereen rijk is. Het is een komische utopie die echter ook als kritische distopie te lezen is. Immers, QP&S heeft de productie van alle kunst, politiek en religie in handen, culturele verschillen zijn uitgebannen en geld is de nieuwe lingua franca die alle wereldburgers van The Empire of Consumentism met elkaar verbindt. Weg culturele rijkdom, diversiteit en democratie. Door middel van humor en overdrijving kritiek bedrijven zijn de rode draad in Lemmens’ productie. Niet alleen in zijn epoxy ‘tekstschilderijen’ maar ook in zijn interventies en performances. Bij deze laatste vormt met name de kunstwereld en haar sociale en economische structuren het centrale onderwerp. Dat is niet zo verwonderlijk aangezien Lemmens na een afgebroken HEAO studie als autodidakt aan de slag ging en nog altijd op zoek is naar zijn plek in het kunstenveld. Dat je die plek kunt proberen op te eisen werd duidelijk in Lemmens’ posteractie die bestond uit over heel Amsterdam verspreidde aankondigingen voor een solotentoonstelling van zijn werk in het Stedelijk Museum (toentertijd tijdelijk gehuisvest naast het Centraal Station in het Post CS gebouw). Hoewel Lemmens’ werk niet tentoongesteld werd in het museum was hij in persoon diverse keren aanwezig tijdens de aangekondigde data en dus maakte hij zijn belofte waar: Pieter Lemmens in het Stedelijk Museum. De poster werd uiteindelijk opgenomen in de collectie ‘museale geschiedenis ’ van het Stedelijk Museum. Dat dit niet voldoende resultaat is voor Lemmens werd duidelijk in de recente oprichting van het PIMA, het Pieter Lemmens Museum for Modern Art in het Hirschgebouw aan het Amsterdamse Leidseplein. Terwijl de musea in deze stad al jaren getergd door trage verbouwingen moeite hebben om hun deuren te openen en de kunstwereld de handen vol heeft aan de gevolgen van de kredietcrisis, lanceert deze artistieke outsider zichzelf wel even in een nieuw aan hemzelf gewijd museum. De Amsterdamse wethouder voor cultuur, Carolien Gehrels, verrichte de opening en prees het cultureel ondernemerschap van Lemmens en zijn assistenten. Een dikke vinger naar het culturele veld? Of juist naar de commerciële wereld? Waarschijnlijk beide. Zeker als we de plek in ogenschouw nemen, aangezien het Hirschgebouw een voormalig warenhuis en bankgebouw is dat nu leeg staat vanwege de crisis. Het is wel vaker zo dat Lemmens’ boodschap dubbelzinnig of niet helemaal duidelijk is. Dat kan leiden tot frustratie en onbegrip zoals bij zijn performance op de Albert Cuypmarkt alwaar hij zijn werken uitstalde maar het mensen verbood wat te kopen. Diverse passanten werden boos en ervoeren het als een onrecht dat hen werd aangedaan. Lemmens verandert de regels van het spel en dat vindt blijkbaar niet iedereen om te lachen. En dat is voor anderen natuurlijk weer erg grappig. Of de nieuwste actie, het Pieter Lemmens aandelenpakket ter financiering van zijn tentoonstelling in Nieuw Dakota, ook tot zulke dubbele reacties zal leiden is de vraag. Het feit dat de begeleidende brief stelt dat de aandeelhouders in geval van waardestijging geen winst krijgen uitgekeerd maar Lemmens moeten uitbetalen, is in ieder geval bemoedigend! Parallellen Natuurlijk is Lemmens niet de eerste kunstenaar die door middel van dit soort komische overdrijving en tegendraadse ingrepen uitnodigt tot reflectie. Zo zijn er parallellen te trekken met kunstenaars uit de jaren tachtig zoals Barbara Kruger die met haar commerciële gelikte slogans mensen wilde wakker schudden en hun plek in de kapitalistische maatschappij wilde laten bevragen. Met name haar werk I Shop Therefore I Am (1987) lijkt een ideale match te vormen met Lemmens’ verhalen. Wellicht kan QP&S de collagefoto aankopen en inzetten als logo of corporate motto? Als we iets verder teruggaan in de tijd zijn er ook overeenkomsten waarneembaar met Fluxus kunstenaars als Ben Vautier die in zijn typische handschrift op ironische wijze reflecteerde op de wetten van de kunstwereld en eveneens een eigen museum oprichtte. Ook zijn er verwantschappen met George Brecht en Robert Filliou die hun commentaar op de op financieel gewin gebaseerde kunstwereld vormgaven in het openen van een winkel in Zuid-Frankrijk waar zelfgemaakte spelletjes voorzien van onbegrijpelijke instructies zonder enig succes te koop werden aangeboden. En natuurlijk is er het werk van de conceptuele kunstenaar Marcel Broodthaers waarmee het werk van Lemmens vele raakvlakken kent. Met name het laten verdwijnen van de tekst achter zwarte vlekken is een strategie die ook door Broodthaers werd beoefend in zijn beroemde Un Coup de Dés Jamais N'Abolira Le Hasard (Image), (1968). Dat het hier gaat om het laten verdwijnen van de tekst van het gedicht van Stéphane Mallarmé dat te boek staat als het eerste visuele gedicht ter wereld, is te duiden als een reflectie op Broodthaers’ nog grotere stap: het volledig verruilen van de wereld van poëzie voor de wereld van de beeldende kunstwereld. Tevens impliceert het ook een kritiek op deze laatste aangezien het verdwijnen van de tekst lijkt te markeren dat het in de kunst niet om de inhoud draait maar slechts om de vorm. En die ‘lege’ vorm staat gelijk aan het verdienen van geld zo maakte Broodhaers met Pense Bête (1964) duidelijk: zijn eerste beeldende werk dat bestond uit een restant dichtbundels van eigen hand in een hoop gips en dat in die gematerialiseerde vorm meteen werd verkocht. De vergelijking met het werk van Broodthaers biedt de mogelijkheid om terug te komen op het begin van dit essay, het aantrekkelijke uiterlijk van Lemmens’ schriftschilderijen. Net als in Broodthaers’ werk is in het uiterlijk van Lemmens’ doeken zeker te interpreteren als een verwijzing naar de commerciële basis van de beeldende kunstwereld. Dat hij zijn teksten niet op de computer schrijft maar op doeken aanbrengt in zijn eigen unieke handschrift en ze vervolgens deels achter vormen verhuld en van een glanzende laag epoxy voorziet, maakt ze unieke collector’s items die kunnen worden omgezet in geld. Voorzien van Lemmens’ signatuur zijn het waardevolle unica die in potentie glansrijk kunnen meedraaien in de economie van de kunst. Dat in Lemmens’ werk een deel van de tekst leesbaar blijft doet aan deze lezing niets af aangezien bleek dat haar inhoud een komische ode op het consumeren bevat. Lof der Zotheid De parallel die wellicht het meeste inzicht in de betekenis van Lemmens’ werk oplevert is echter niet afkomstig uit de beeldende kunst maar uit de filosofie en dateert van 500 jaar terug. Het betreft in de eerste plaats het geschrift Lof der Zotheid (1509) van de hand van de Nederlandse humanist Desiderius Erasmus waarin de religieuze en oorlogszuchtige maatschappij van dat moment op zeer komisch wordt beschreven en dus geridiculiseerd. Het boek is opgedragen aan de Engelse humanist Thomas More die in dezelfde periode zijn Utopia (1516) schreef. In dit boek wordt een beschrijving gegeven van een bezoek aan het eiland Utopia. Het zou de beste samenleving ter wereld zijn omdat er geen privébezit bestaat. Hierdoor richt iedereen zich op publieke belangen, in plaats van eigenbelang. Lemmens’ teksten hebben aspecten in zich van beide publicaties. Zijn werken ridiculiseren bestaande maatschappelijke structuren als Erasmus’ Lof der Zotheid maar dan in de vorm van een utopie, zoals Mores Utopia. En net als deze publicaties is het doel om mensen aan het lachen te krijgen als tot kritisch inzicht te verleiden. Het is een vergelijking die wellicht helpt om in te zien dat Lemmens veel minder outsider is dan men geneigd is te denken (of beter: zoals hij het doet voorkomen in zijn interventies). Zijn verhalen vinden aansluiting bij genres die sinds Erasmus en More niet meer weg te denken zijn in het literaire veld: de utopische roman en het komische hekelschrift. Het zou reden kunnen zijn voor Lemmens om een stap te gaan maken – tegengesteld aan die van Broodthaers - van de beeldende kunst naar de literatuur. Wellicht volgt massale erkenning na netjes uitgetypte versies van al zijn teksten, eenvoudig te verspreiden overal ter wereld via de digitale media. Wellicht dat zonder de mooie vormen en doorhalingen die voor afleiding zorgen er, net als 500 jaar geleden, een werkelijke aanzet geleverd kan worden tot revolutie en reformatie! Het is maar de vraag of Lemmens uit is op zo’n fundamentele kentering. Het is eigenlijk niet te hopen want de gelaagdheid van zijn werk zit juist in die spannende wisselwerking tussen vorm en inhoud, in die vreemde gelaagdheid die zowel uitnodigt tot snel kijken als lang lezen, die zowel kritiekloos behaagt als je via een grap laat nadenken. Met andere woorden: het is te hopen dat Lemmens de beeldende kunst niet verlaat. Helemaal niet nu er zo weinig te lachen valt.