Paul Kromjong

Maastricht 1903 - 1979 Den Haag De kunstschilder Paul F. Kromjong werd geboren op 11 november 1903 in Maastricht. Hij woonde en werkte o.a. in Maastricht en Amsterdam, en later ook in Den Haag. Na de lagere school vond de jonge Paulus Franciscus Kromjong werk bij een Maastrichts filiaal van een Amsterdamse hypotheekbank. In de avonduren studeerde hij echter verder: behalve een cursus boekhouden, volgde hij onder meer schilderlessen bij de Maastrichtse schilder Henri Jonas.In 1929 werd hij door zijn werkgever naar Amsterdam overgeplaatst. Daar deelde hij een atelier met de eveneens uit Limburg afkomstige schilders Harry Schoonbrood en Huub Levigne, met wie hij - als lid van de Limburgse Kunstkring - in 1929 voor het eerst exposeerde in het Stedeiijk Museum in Amsterdam. Behalve landschappen schilderde hij in deze tijd vooral portretten en naakten. Zowel in zijn onderwerpkeuze als in zijn schildertrant toonde hij zich beïnvloed door Jonas en de Vlaamse expressionist Constant Permeke. In 1935 werd hij na een fusie met een Haagse bank opnieuw overgeplaatst nu naar Den Haag. Hij nam daar avondlessen modeltekenen aan de Koningklijke Academie voor Beeldende Kunsten en bij de Eerste Nederlandse Vrije Studio. Kromjong moet in deze studio ook zelf les hebben gegeven in tekenen en schilderijen, o.a. aan Harry Verburg met wie hij goed bevriend raakte. In 1938 kreeg hij samen met twee andere leden van de ENVS, Kees Andrea en Livinus van der Bundt, een reisbeurs voor Hongarije. Tijdens zijn verblijf in dit land, kwam hij los van de invloed van Jonas; vooral in zijn portretten wist hij meer en meer een eigen stijl te ontwikkelen. Zijn landschappen deden echter vaak sterk aan het werk van Permeke denken. In 1938 en 1941 toonde Kromjong zijn werk bij de Haagse Kunsthandel Esher Surrey en bij Scherft en mogelijk hebben de gunstige kritieken van Jos de Gruyter en Cornelis Veth bij die gelegenheden er toe bijgedragen dat hij in 1942 zijn carriere bij de bank opgaf om zich volledig aan het schilderen te kunnen wijden. In 1945 exposeerde hij op de tentoonstelling Kuns in Vrijheid, in het Rijksmuseum in Amsterdam, nog figuratieve schilderijen, maar toen hij in 1946 nieuw werk liet zien op een tentoonstelling van de Haagse kunenaarsvereniging Pulchri bleek hij inmiddels abstract te zijn gaan schilderijen. Wellicht kwam hij tot zijn nieuwe werkwijze onder invloed van zijn vriend Verburg, die omstreeks 1944 tot abstractie kwam, of heeft hij zich tot zijn nieuwe werkwijze laten inspireren door zijn stadsgenoot Willem Schrofer. Het werk van Kromjong uit 1946 toont een zekere verwantschap met enkele schilderijen die Schrofer tijdens de oorlog en direct daarna maakte, maar ook Verburg schilderde na de oorlog enkele doeken die sterk aan Schrofers werk doen denken. Aanvankelijk bouwde Kromjong zijn abstracte composities op uit patronen van elkaar snijdende rechte en gebogen zwarte lijnen. Later werd de compositorische opbouw strenger. De zwarte contourlijnen verdwijnen uit zijn werk en werden vervangen door losse lijnstukjes. Kromjong beperkte zich in deze latere schilderijen tot driehoeken en onregelmatige veelhoeken en gebruikte vaak uitsluitend grijze, witte en zwarte tinten. Dat Kromjong zich ook in het werk van kunstenaars van De Stijl verdiepte, blikjt uit twee - ongedateerde - schilderijen. Eén daarvan toont verwantschap met het werk van Bart van der Leck uit de jaren 1918-1919: het toont vier evenwichtig rond een open centrum geplaatste geometrische vormen, in primaire kleuren op een wit fond. De andere compositie bezit een sterk ruimtelijk karakter: ook dit werk is samengesteld uit losse geometrische vlakken, in de kleuren geel, rood en blauw, maar door hun positie op het witte vlak en variatie in grootte ontstaat de illusie dat ze een bolvormige ruimte begrenzen die zich tot vóór het doek uitstrekt. Het is onduidelijk of Kromjong deze werken al in de jaren veertig schilderde. Het is even goed mogelijk dat zij pas in de jaren vijftig ontstonden, mogelijk zelfs pas omstreeks 1958. In 1949 kreeg Kromjong een aanstelling als docent monumentale kunsten aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Op een leden tentoonstelling van Pulchri en de Haagse Kunstkring bleef hij weliswaar vrij werk exposeren, maar na 1949 maakte hij vooral naam als monumentaal ontwerper. Zo ontwierp hij wandschilderingen, glas-in-lood ramen, tegeltableaus, mozaïeken en betonreliëfs. Zijn monumentale ontwerpen verwijzen in hun compositie meestal naar de functie van het gebouw waarvoor ze bestemd zijn. De figuratieve motieven, zoals engelen of spelende kinderen, zijn echter meestal sterk geabstraheerd, in een bij zijn vrije werk aansluitend geometrisch vormgebruik. Slechts in enkele gevallen werkte hij volledig abstract. In 1957 kreeg Kromjong van de gemeente Den Haag de opdracht een schildering te ontwerpen voor een gashouder aan de Gaslaan. Kromjong ontwierp voor dit object een compositie van zwarte en witte horizontale en verticale banen op een grijze ondergrond; hier en daar waren tussen deze banen gele, rode en blauwe vierkanten aangebracht. Dit ontwerp ondervond zoveel bijval, dat in 1958 nog twee ontwerpen volgden voor gashouders elders in de stad. Ook daarvoor ontwierp hij geometrische-abstracte composities: de beschildering van de gashouder aan de Brinckhorstlaan werd geheel in grijs en wit uitgevoerd, die aan de Loosduinse weg werd meerkleurig. Helaas zijn de schilderingen verloren gegaan en zijn alleen enkele foto's en ontwerpen bewaard gebleven. In zijn schilderijen ontwikkelde Kromjong in de jaren vijftig een steeds vrijer vormidioom. Hoewel van structuur nog steeds geometriserend, werd de verfbehandeling steeds losser en schilderachtiger. In de jaren zestig vervaardigde hij een serie doeken, die in hun "druip en vloei"-techniek wel een zekere verwantschap lijkt te vertonen methet werk van de Amerikaanse schilder Morris Louis. Anders echter dan Morris Louis liet Kromjong zijn verf over een raster van horizontale en verticale lijnen druipen. Hierdoor bleven ook deze schilderijen een tamelijk geordend karakter behouden. Naast zijn schilderijen maakte hij in deze periode ook metaalsculpturen. De laatste jaren van zijn leven heeft hij nauwelijks meer kunnen werken. Bron: "Een nieuwe synthese, 1945-1960" Tentoonstelling: "Geometrisch-Abstracte Kunst in Nederland". van de Rijksdienst Beeldende Kunst, Den Haag ism. / het Rijksmuseum Twenthe, Enschede, het Princessehof, Leeuwarden en het Stedelijk Museum de Lakenhal, Leiden RKD - info Paul Kromjong