Karel Appel

Christiaan Karel Appel (Amsterdam, 25 april 1921 – Zürich, 3 mei 2006) was een Nederlandse kunstschilder en beeldhouwer in de moderne kunst uit de tweede helft van de twintigste eeuw, die tot de expressionisten kan worden gerekend. Zijn grote invloed duurt voort tot op heden. Hij is vooral bekend geworden als lid van de kunstzinnige groepering Cobra.

Op 16 juli 1948 richtten de kunstenaars Karel Appel, Corneille en Constant samen met Anton Rooskens, Theo Wolvecamp (die zich Theo Wolvé noemt) en Jan Nieuwenhuijs (de broer van Constant) de Experimentele Groep in Holland op. Ook Tjeerd Hansma was bij de oprichting, maar deze vrijbuiter en vechtersbaas verliet de groep. De Belgische schrijver Hugo Claus sloot zich later bij de beweging aan. De eerste publicatie van de groep bevatte een sterk links georiënteerd manifest van Constant. Appel voelde zich hier niet bij behoren, het ging hem om de kunst alleen (l'art pour l'art). Toen Appel een serie schilderijen maakte genaamd Kampong bloed, naar aanleiding van de politionele acties van Nederland in Indonesië, ging het hem eerder om de menselijke verontwaardiging over het leed van de individuele mens dan om het uitdragen van een marxistisch standpunt. In november 1948 bezochten enkele leden van de Experimentele Groep een internationale conferentie over avant-garde kunst in Parijs, die georganiseerd was door Franse en Belgische surrealistische collega's. Constant las er een vertaling van zijn manifest voor, dat echter niet aansloeg bij het publiek. Onder anderen de Belg Christian Dotremont vond de benadering van de Fransen te sektarisch. Enkele Deense, Nederlandse en Belgische kunstenaars trokken zich daarop terug uit het congres en richtten de groep Cobra op. Cobra is een afkorting van Copenhagen, Brussel, Amsterdam. Intussen werd het werk van de Experimentele Groep in Nederland slecht ontvangen. Een christelijk maandblad, Op den uitkijk, schreef dat ze maar beter met hun werken de Kalverstraat konden gaan plaveien, of het werk in de IJ konden gooien, dan het onder de ogen te brengen van het goed burgerlijke Nederlandse volk. Niettemin exposeerde De Bijenkorf het werk van Appel, Corneille en Constant, waar het onder anderen de architect Aldo van Eyck onder ogen kwam. De directeur van het Stedelijk Museum, Willem Sandberg, had echter "geen ruimte" om kunst van de Experimentele Groep te exposeren. In Denemarken werd het werk van Cobra echter door de pers welwillend ontvangen. Toen Appel naar Kopenhagen reisde, genoot hij daar van de gemoedelijke sfeer die er heerste. Tot verbazing van de leden kreeg Cobra in 1949 toch een expositie in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De tentoonstelling werd echter een groot schandaal. Teleurgesteld daarover vestigde Appel zich in 1950 in Parijs. Later vertelde hij dat het voortdurende gescheld hem uit Nederland had verjaagd. Dezelfde expositie als in het Stedelijk Museum was vervolgens te zien in Parijs en werd daar veel beter ontvangen dan in Amsterdam. In Parijs introduceerde Hugo Claus Appel bij Michel Tapié, die daarop verschillende tentoonstellingen van het werk van Appel organiseerde. Zo kreeg Appel in 1953 een solo-expositie in het Paleis van de Schone Kunsten in Brussel. In 1954 ontving hij de UNESCO-prijs in de biënnale van Venetië. Een 3-dimensionale versie van Vragende kinderen uit 1949 in Tate Modern, Londen Nog steeds werd Appel niet geaccepteerd in Nederland. Hij kreeg weliswaar een opdracht van de gemeente Amsterdam om een wandschildering te maken voor de kantine van het stadhuis (het huidige hotel Sofitel Amsterdam The Grand), maar dit leidde tot een grote rel. Na protest van de ambtenaren werd het werk met als titel "Vragende kinderen" (destijds de twistappel genoemd) tien jaar lang onder behang bedekt. De ambtenaren vonden de schildering barbaars, wreed en gewelddadig. Eind 1950 maakten Appel en Hugo Claus samen een set geïllustreerde gedichten, De blijde en onvoorziene week, die mensen op voorinschrijving konden ontvangen. Er bleken slechts drie inschrijvers te zijn. Het boekje verscheen in 200 exemplaren, gekopieerd, en eigenhandig ingekleurd. Claus schrijft hierover in 1968: het was onze ‘policy’ om zo'n boekje op één namiddag te maken. Met een minieme aanmoediging hadden we er toen vijftig per jaar gemaakt. Maar die aanmoediging bleef - gezien het aantal intekenaars - uit. Momenteel is zo'n boekje een van de 100 hoogtepunten van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Na het uiteenvallen van Cobra begon Karel Appel met steeds dikkere verf (impasto) te schilderen. Zijn werk werd steeds wilder en ogenschijnlijk minder beheerst. De internationale doorbraak van Appel begon rond 1953, toen zijn werk te zien was op de Biënnale van São Paulo. In 1954 kwamen er solotentoonstellingen van Appel in Parijs en New York. Hij maakte talloze muurschilderingen voor openbare gebouwen. In 1955 maakte hij een 80 meter lange muurschildering voor de Nationale Energie Manifestatie 1955.